Dolfijnen (Delphinidae) zijn een familie van in zee levende walvisachtigen. Ze worden ook wel dolfijnachtigen, zeedolfijnen of echte dolfijnen (in tegenstelling tot de grondeldolfijnen) genoemd. Ze vormen een familie uit de onderorde der tandwalvissen (Odontoceti) en komen voor in alle wereldzeeën.

Er bestaan ongeveer 36 soorten dolfijnen verdeeld over 16 geslachten. De kleinste dolfijn is de Havisidedolfijn, met een lengte van 1,2 meter en een gewicht van 40 kilogram. De grootste dolfijn is de zwart-witte orka, waarbij mannetjes tot 9,8 meter lang kunnen worden en 5,5 ton kunnen wegen.[1]

Dolfijnen leven vooral in de ondiepere gebieden van de zee. Ze eten vooral vis en inktvis. Tussen de diverse soorten zitten behoorlijke verschillen: orka's pakken bijvoorbeeld veel grotere prooien (onder andere zeeroofdieren) dan de gewone dolfijn, die hoofdzakelijk van vis leeft.

Intelligentie

Net zoals andere walvissen staan dolfijnen bekend als zeer intelligente en sociale dieren. Ze hebben relatief grote hersenen, waarvoor overigens ook andere verklaringen bestaan dan hoge intelligentie: dolfijnen kennen geen remslaap en dieren zonder remslaap hebben vaak relatief grote hersenen.

In 2001 slaagde een dolfijn voor de zogenaamde spiegeltest, waarbij een dier voor een spiegel wordt geplaatst om te bepalen of het zijn spiegelbeeld herkent als zichzelf. In hetzelfde jaar toonden onderzoekers aan dat dolfijnen het aanwijzen van een voorwerp door een mens begrijpen.

Bij tuimelaars is het gebruik van sponzen als gereedschap (waarschijnlijk ter bescherming van de neus) bekend. In 2005 beargumenteerden onderzoekers dat dit gebruik weliswaar binnen één genetisch verwante groep plaatsvindt, maar dat het niet alleen genetisch bepaald kan zijn, waarmee een vorm van cultuur zou zijn aangetoond.

In 2006 bleek uit onderzoek van de Universiteit van St Andrews in Schotland dat tuimelaars elkaar roepen met een karakteristiek fluitgeluidje, dat per dier verschillend is. De onderzoekers vergelijken dit met het gebruik van namen door mensen.

Onderzoek in Emory University op basis van MRI-gegevens, afgerond in 2010, plaatst dolfijnen op het vlak van intelligentie net na mensen. Ze zouden deze tweede plaats te danken hebben aan relatief grote hersenen t.o.v. hun lichaam, de erg ontwikkelde neocortex en de mogelijkheid om complexe emoties te beleven en zichzelf te herkennen. Er zouden twee grote groeispurten van de hersenen te herkennen zijn. De eerste 39 miljoen jaar geleden, toen de tandwalvissen ontstonden, ze kleiner werden en grotere hersenen kregen. Ook de verschijning van de echolocatie trad toen op. De tweede spurt zou 15 miljoen jaar geleden zijn opgetreden toen dolfijnen socialer gedrag begonnen te vertonen en complexere interacties steeds belangrijker werden.

Sociale interactie

Mede door hun intelligentie zijn dolfijnen sociale dieren, die leven in groepen tot tientallen individuele dieren. Op plekken waar een grote hoeveelheid voedsel aanwezig is, kunnen groepen zich tijdelijk samenvoegen, om een supergroep te vormen; zulke groepen kunnen soms wel bestaan uit meer dan 1000 dolfijnen. Men vermoedt dat een combinatie van nieuwsgierigheid en het speelse karakter van de dolfijn ervoor zorgt dat ze veelvuldig contact hebben met andere diersoorten, waaronder de mens. Veelvuldig wordt waargenomen dat dolfijnen met boten mee zwemmen. Hun neiging naar gezelschap komt ook tot uiting in de groepen waarin dit dier leeft. Individuele dieren communiceren onder meer door een variëteit aan geluiden te maken, zoals klikken en fluitachtige geluiden.

De groepssamenstelling is niet vast; uitwisselingen met andere groepen komt vaak voor. Desondanks kunnen dolfijnen sterke sociale banden opbouwen; ze zullen bij gewonde of zieke individuen blijven, waarbij ze zelfs helpen met ademen door deze naar de oppervlakte te brengen wanneer dit nodig is. Dit altruïsme is tevens niet gelimiteerd tot hun eigen soort. De dolfijn Moko in Nieuw-Zeeland werd geobserveerd, terwijl hij een vrouwelijke dwergpotvis en haar kalf uit ondiep water begeleidde, nadat ze verschillende keren waren gestrand. Dolfijnen hebben ook zwemmers beschermd tegen haaien door rondjes te zwemmen om de zwemmers of door de haaien weg te jagen.

Dolfijnen vertonen ook cultureel gedrag, iets waarvan men dacht dat dit alleen voorkwam bij de mens (en mogelijk bij andere primaten). In mei 2005 werd ontdekt dat in Australië langbektuimelaars (Tursiops aduncus) hun jongen leerden hoe ze gereedschappen moesten gebruiken. Ze bedekten hun snuit met sponzen om zich te beschermen onder het foerageren. Deze kennis werd meestal overgedragen van moeder op dochter. Dit is anders bij apen, waar kennis vaak wordt overgedragen op beide seksen. Het gebruiken van sponzen als snuitbescherming is dus aangeleerd gedrag. Ander aangeleerd gedrag werd ontdekt bij rivierdolfijnen in Brazilië, waar een aantal mannelijke dolfijnen stokjes en onkruid gebruikten als onderdeel van de geslachtsgemeenschap.

Dolfijnen reageren zich op elkaar af tijdens agressie. Hoe ouder een mannetjesdolfijn is, hoe groter de kans dat zijn lichaam onder de littekens van beten zit. Mannetjesdolfijnen reageren in omstandigheden van agressie op elkaar om waarschijnlijk dezelfde reden als de mens: onenigheden tussen vrienden en strijd om de vrouwtjes. Handelingen in agressiviteit kunnen zo intens worden dat getroffen dolfijnen soms verbannen worden als resultaat van een verloren gevecht.

mabe by kimberly van acker